jaren 40

Joodse liedjes in Vinnitsa, zomer 1946 – herinneringen aan de naoorlogse jaren in de USSR, verzameld door Ljoedmila Oelitskaja - 2

(Eerste publicatie: 13-11-2013)

De bevrijding van Vinnitsa

De bevrijding van Vinnitsa

Mark Ptitsjnikov vertelt: “In de zomer van 1946 woonden we in Vinnitsa”.

Vinnitsa en de Tweede Wereldoorlog … Soms, vertelt Mark, hing er een zware stank boven de stad, dan was er weer een massagraf blootgelegd. De Duitsers waren begonnen met de joden en de zigeuners, daarna waren de krijgsgevangenen en de geestelijk gehandicapten aan de beurt en de ‘gewone’ burgers die de strenge regels van de bezetter hadden overtreden.

Het verhaal van Mark Ptitsjnikov staat in Detstvo 45-53: a zavtra budet sjtsjastje (Kinderjaren 45-53: en morgen zal er geluk zijn), een bundel herinneringen, bijeengebracht door de schrijfster Ljoedmila Oelitskaja. Het boek geeft een bont beeld van het kinderleven in de naoorlogse Sovjetunie. Het waren moeilijke jaren met honger en schaarste, vermengd met blijdschap over het einde van de oorlog en optimisme over de nabije toekomst.

De diverse verhalen beslaan hooguit een paar pagina’s, wat het boek nogal fragmentarisch maakt; een kaartenbak aan persoonlijke herinneringen. Die zijn stuk voor de stuk de moeite van het boekstaven waard, maar regelmatig denk je: hier zou een echte schrijver mee aan de slag moeten gaan - Oelitskaja bijvoorbeeld.

Enkele verhalen springen uit de kaartenbak naar voren. In mijn vorige stukje schreef ik al over de kindermeisjes van Omsk. Ook de herinneringen van Mark Ptitsjnikov over het Vinnitsa van na de oorlog springen eruit.

Oelitskaja, boeken Rusland Sovjetunie literatuur memoires

De overlevenden in Vinnitsa pakken na de oorlog de draad weer op, zo goed en zo kwaad als dat gaat. “De mensen gingen aan de slag en ontleenden vreugde aan kleine dingen." Maar wanneer Duitse krijgsgevangenen, die de puinhopen moesten opruimen, voorbijkomen, doet Marks vader trillend van haat het raam dicht.

Op een avond verzamelen zich buren van rond de binnenplaats voor een bescheiden feestdis. Ze hebben de oorlog overleefd, maar zijn allen beschadigd. De Radzinski’s, die als door een wonder de bezetting hebben overleefd en een jochie, half-Pools, half-joods, voor de SS en de Oekraïense politie hebben verborgen. Een oud joods echtpaar, op tijd gevlucht en net terug uit de evacuatie, maar zonder hun zoon die een maand voor het einde van de oorlog in Duitsland is gesneuveld. Een Pool die hier zijn hele familie heeft verloren terwijl hij zelf aan het front vocht.

Dan wordt er aangeklopt. Voor de deur staat een joods orkestje: twee volwassen muzikanten met een klarinet en accordeon en een opgeschoten jongen met een pionierstrommel. Ze spelen hun muziek en de tafel zingt mee: Itzik zjenitsya, Sem-sorok, Svadby Sjneerzona, Zjyl-byl na Podole Chaim Sjik …

Ik heb gezocht, want wat had ik graag die liedjes laten horen in een uitvoering dicht bij wat er die zomeravond in 1946 in het zich oprichtende Vinnitsa moet hebben geklonken. Helaas, ik heb niets gevonden wat ook maar in de buurt komt. Wel veel kitsch met synthesizers en popdreunen. Hier een uitvoering van Sem-sorok die nog enigszins draaglijk is. Een hele, hele verre echo van Vinnitsa in 1946 uit het verhaal van Mark:


Hier een korte (Russischtalige)  toelichting van Oeltiskaja op haar boek:


Hier deel 1.

Kindermeisjes in Omsk – herinneringen aan de naoorlogse jaren in de USSR, verzameld door Ljoedmila Oelitskaja - 1

(Eerste publicatie: 10-11-2013)

Stalingrad, 1945

Stalingrad, 1945

Anna Levina vertelt: “Toen ik klein was, verhuisden we uit de grote en heel mooie stad Leningrad  naar Siberië, naar de stad Omsk”.

Zo begint een van de vele kleine hoofdstukjes met herinneringen aan de naoorlogse jaren in de Sovjetunie, verzameld door schrijfster Ljoedmila Oelitskaja. Ze zijn uitgebracht onder de titel Detstvo 45-53: a zavtra budet sjtsjastje (Kinderjaren 45-53: en morgen zal er geluk zijn).

Ljoedmila Oelitskaja

Ljoedmila Oelitskaja

Anna Levina vertelt hoe haar ouders, beiden met een drukke baan, in Omsk op zoek moeten naar een kindermeisje voor haar en haar broertje. Maar wie wil de zorg op zich nemen voor twee vreemde kinderen? Alleen vrouwen die in een uitzichtloze situatie zijn beland, bijvoorbeeld omdat ze geen papieren hebben. Daarvan zijn er in de naoorlogse jaren in Siberië talloze: gevlucht uit de kolchoz, Tataren, Oekraïense Benderovtsy, Duitsers en oudjes die geen kant meer op kunnen. Anna’s vader is forensisch arts, werkt dus “bijna bij de politie” en kan via zijn connecties de vertrapten en verdrevenen aan een paspoort helpen. Aan kandidaten voor de post van kindermeisje in zijn gezin is dan ook geen gebrek.

Meestal, zo herinnert Anne zich, had het gelukkige kindermeisje na anderhalve maand niet alleen het gedroomde paspoort, maar na enkele bezoeken aan de officiersclub van Omsk ook een echtgenoot. En dan moest er een nieuw kindermeisje worden gevonden. 

Zo is daar de Tataarse Ljoetsija, zus van Revo, opgegroeid – u leidde dat al af uit beide voornamen – in een gezin waar men de Leninistische beginselen was toegedaan. Wat geen garantie bleek tegen verbanning naar Siberië. Loetsija is gek op Anna’s vader: een jood met het gezicht van een zuivere Tataar. Maar haar familie stuurt een Tataarse bruidegom op haar af en dat betekent: exit Loetsija.

Na Loetsija kwam Noesja, door Anna’s moeder gevonden op de markt, waar ze aardappelen stond te verkopen. De kleine Anna is gek op Noesja. “Ze rook naar brood, melk en rust”. Anna’s vader is het zat om voor paspoortafdeling te spelen, maar strijkt voor Noesja nog één keer met de hand over het hart. Dan, op een morgen, deelt de radio mee dat Stalin is gestorven. Noesja wordt hysterisch en keert na drie dagen terug naar haar dorp.

Dan komt de Oekraïense Marija Stepanovna uit Bender. Anna’s vader vindt haar ergens in een dorp waar hij als forensisch arts een moord moet onderzoeken. Marija Stepanovna is de vrouw van een veroordeelde Benderov-bandiet en maakt zich bij iedereen erg geliefd. Wanneer echter blijkt dat zij wel een glaasje lust en ook de kleine Anna af en toe trakteert, is het exit Marija Stepanovna.

Dan komt nog de Duitse Gotlibovna (“Die zag eruit of ze honderd was.”), die weer wordt opgevolgd door een zekere Kornilovna, die “boven iedereen uitstak als een brandtoren”. Op een avond spreekt Anna’s kleine broertje plots de eerste volzin van zijn leven uit: “Sla je vool je halses – sâje lelen” (Щас дам в молду – будешь знать!”). Het is duidelijk wie de kleine dat zinnetje heeft geleerd en het is exit Kornilovna.

“Daarna keerden we terug naar Leningrad, kindermeisjes namen we niet meer aan, op mijn broer werd voortaan gepast door oma, mama’s mama.”

Zou Ljoedmila Oelitskaja, die zo vloeiend ingewikkelde familiegeschiedenissen kan neerzetten, bij de herinneringen van Anna Levina niet gedacht hebben: Over dat gezin moest ik maar eens een boek schrijven? 

Meer over de door Oelitskaja verzamelde herinneringen aan de naoorlogse Sovjet-jaren in mijn volgende stukje.

Hier deel 2.

Hoe John Steinbeck en Robert Capa in de USSR een oor werd aangenaaid - 4, slot

(Eerste publicatie: 26-2-2013)

Robert Capa Steinbeck A Russian Journal

John Steinbeck en Robert Capa krijgen tijdens hun reis door de USSR de kans om in de buurt van Kiev een kolchoz te bezoeken, iets wat vooral Steinbeck hoog op zijn verlanglijstje heeft staan. Ze mogen er zelfs twee bezoeken. Want, zo blijkt uit de rapporten van hun begeleiders, de Amerikanen mogen niet denken dat ze met één rooskleurig plaatje om de tuin worden geleid.

Net als elders krijgen Steinbeck en Capa ook van de kolchozboeren weer de bekende vragen die, zo schrijft Steinbeck in zijn reisverslag A Russian Journal, rechtstreeks uit de Pravda lijken te komen: “It seems to us that the American people are democratic people. Can you explain to us why the American government has as its friends reactionary governments, the governments of Franco en Trujillo, the dictatorschip of Turkey, and the corrupt monarchy of Greece?”

Helemaal geen slechte vraag, maar niet eentje die je verwacht op het Oekraïense platteland, waar de boeren zich in 1947 toch vooral afvroegen of er de komende winter wel voldoende voedsel zou zijn. Tegen die achtergrond zijn ook de maaltijden die Steinbeck en Capa krijgen voorgezet (er wordt overnacht, het ontbijt begint met wodka) opvallend. Een beschrijving van een copieus diner sluit Steinbeck aldus af: “We ate far too much. We ate the little cherry cakes and honey until our eyes popped”.

Het bezoek aan de twee kolchozen was dan ook goed voorbereid. Journalist Vladimir Tolts haalde de geheime verslagen boven water en die laten zien hoe gedetailleerd dat gebeurde. Helaas is Tolts niet scheutig met citaten (“Ik zal u niet vermoeien met saai geciteer uit de talloze geheime rapporten”), maar hij geeft wel een algemeen beeld.

Er mogen geen personen te zien zijn die duidelijk slecht gevoed zijn. De mogelijke gesprekspartners van de Amerikanen zijn geselecteerd en geïnstrueerd. Eventueel dienen zij te worden aangevuld met betrouwbare partijkaders. (De eerste secretaris van het rayoncomité wordt aan de gasten voorgesteld als eenvoudige boekhouder). En dan toch een citaat: “We zullen proberen om hen bij monde van kolchozboeren … duidelijk te maken dat bij ons volk en regering een eenheid vormen, en dat onze pers, noch onze regering … de Sovjet-mensen opzet tegen de Amerikanen, maar juist met veel sympathie spreekt over het Amerikaanse volk en onderstreept dat het Amerikaanse volk geen oorlog wil.” En verder dienen er voldoende levensmiddelen – inclusief drank - te worden aangevoerd voor prettige maaltijden. Die hadden een duidelijk effect, zo valt te lezen in een van de geheime verslagen (niet in A Russian Journal). De laatste dag van het kolchozbezoek bracht Steinbeck grotendeels door “uitrustend in het gras naast het huis”.

Steinbeck had natuurlijk door dat hij werd gefêteerd. “They put on the same show a Kansas farmer would put on for a guest.” Met dat ene zinnetje (A Russian Journal telt er meerdere) velt Steinbeck een genadeloos vonnis over zichzelf en over zijn reisverslag. Ja, hij wordt gefêteerd, maar nog veel meer wordt hij bedrogen. Hij heeft het niet gemerkt.

Steinbeck propaganda Sovjetunie communisme

A Russian Journal is de moeite van het lezen waard – juist vanwege dat wrange bedrog. En ook vanwege de vele simpele observaties, de beschrijvingen van de Sovjetunie in 1947, waar de sporen van de oorlog nog alom aanwezig zijn. En ook de suffige toon, de bochten waarin Steinbeck zich wringt om toch vooral objectief te zijn – het levert een boeiend document op. Hoe suffig A Russian Journal is, moge blijken uit de laatste zin: “We have no conclusions to draw, except that Russian people are like all other people in the World. Some bad ones there are surely, but by far the greater number are very good.”

Hier deel 1deel 2 en deel 3.

Steinbeck Capa Russia 1947

(Mocht u A Russian Journal willen aanschaffen, koopt u dan niet de Penguin-editie ('Penguin Classics'), daarin zijn de foto's van Robert Capa slecht weergegeven.

Hoe John Steinbeck en Robert Capa in de USSR een oor werd aangenaaid - 3

(Eerste publicatie: 24-2-2013)

Steinbeck Capa A Russian Journal Soviet Union 1947

Schrijver John Steinbeck en fotograaf Robert Capa verbleven in 1947 twee maanden in de Sovjetunie. Hun gastheren deden er alles aan om de twee ervan te overtuigen dat zij zich in het epicentrum van het menselijk geluk bevonden. Dat lukte niet helemaal. Steinbeck schreef in zijn reisverslag A Russian Journal, dat in 1948 verscheen: “… we were conscious of being depressed. We couldn’t figure out exactly why, and then it came to us: there is very little laughter in the streets, and rarely any smiles. People walk, or rather scuttle along, with their heads down, and they don’t smile.” Dat was na een week in Moskou.

Dergelijke passages in het begin van het boek moeten in de Sovjetunie met afgrijzen zijn gelezen. Waren alle inspanningen van het VOKS (de organisatie voor culturele betrekkingen aan wie de Amerikaanse gasten waren toevertrouwd) dan voor niks geweest? 

Dat zeker niet. Uit de dagelijkse rapporten die door de begeleiders van Steinbeck en Capa werden opgesteld, blijkt dat de toneelstukjes die her en der werden opgevoerd, met ‘toevallige’ ontmoetingen en ‘spontane’ gesprekken, vrijwel volledig voor zoete koek werden geslikt. Vooral het bezoek aan twee Oekraïense kolchozen (waarover meer in het vierde en laatste deel) was in dat opzicht een topprestatie. Veel moeizamer verliep de strijd op het ideologische front.

Grote onzekerheid heerste er bij de gastheren over de politieke opvattingen van Steinbeck en Capa en hun sympathie – of juist antipathie  – jegens de USSR. Met alcohol als smeermiddel werden de twee Amerikanen (zij bleken gewillige innemers) voortdurend tot uitspraken verleid. Die stemden niet optimistisch. Op de vraag wat zij vonden van de Amerikaanse communistische partij, kwam het eensluidende antwoord (niet vermeld in A Russian Journal, wel in de geheime rapporten) dat zij die als een dommige sekte beschouwden. De onrust onder de gastheren werd gevoed door het (onjuiste) vermoeden dat Steinbeck en Capa Russisch spraken, maar dat verborgen hielden. “Ze antwoordden eerder dan er vertaald werd, ze reageerden duidelijk op wat er gezegd werd, vóór de vertaling”, zo werd tijdens hun verblijf in Kiev genoteerd.

Daar in Kiev werd verder opgemerkt: “… het valt niet met zekerheid te zeggen of Steinbeck anti-sovjet-overtuigingen heeft. Onze opdracht is: waakzaam zijn en hem feiten tonen die hem dwingen om conclusies te trekken in ons voordeel, en hem geen voedsel bieden voor provocaties.”

Het woordje voedsel klinkt onbedoeld dubbelzinnig. Steinbeck werd tijdens zijn bezoek aan de twee kolchozen, op het Oekraïense platteland waar de voedselvoorziening precair was, zo overdadig gevoed en gedrenkt, dat hij eindigde liggend op het gras, tot weinig kritische observaties meer in staat.

Hier deel 1, deel 2 en deel 4.

Hoe John Steinbeck en Robert Capa in de USSR een oor werd aangenaaid - 1

(Eerste publicatie: 14-2-2013)

Robert Capa Moscow Red Square Rode Plein Russische vrouwen fotografie

Deze foto werd in 1947 in Moskou genomen door de vermaarde Amerikaanse fotograaf Robert Capa. Een triestere foto is nauwelijks denkbaar. De vrouwen dansen met elkaar, de mannen waren achtergebleven op de slagvelden van de Tweede Wereldoorlog.

Capa, vooral vermaard als oorlogsfotograaf, bezocht de Sovjetunie samen met John Steinbeck, de schrijver die toen al een grote naam had en in 1962 de Nobelprijs voor literatuur zou ontvangen. Twee maanden verbleven ze in de Sovjetunie, in 1948 verscheen hun reisverslag: A Russian Journal.

John Steinbeck

John Steinbeck

Toen ik een tijdje terug bovenstaande foto tegenkwam, dacht ik al: dat boek moet ik toch eens lezen. Dat dacht ik helemaal, toen ik korte tijd later op een serie artikelen stuitte van journalist Vladimir Tolts. Die had uit de Russische archieven het ‘Dossier Steinbeck’ opgeduikeld, waarin duidelijk beschreven staat hoe het Amerikaanse duo een stevig rad voor de ogen werd gedraaid. De scherpe kanten van de Sovjet-samenleving dienden buiten beeld te blijven, of anders flink te worden gecamoufleerd. Uit diezelfde archieven – en ook uit het reisverslag zelf – blijkt dat men daarin grotendeels slaagde.

A Russian Journal is – je zou het op grond van de foto boven aan dit stukje al snel denken – geen triest boek. Het is wel een eigenaardig boek. Steinbeck probeert uit alle macht begrip te tonen voor de minder leuke dingen die hij (ondanks alle inspanningen van de ‘tegenpartij’) gedurende de twee maanden van zijn verblijf in de USSR om zich heen ziet. Je voelt dat hij zich daarbij geweld aan doet en krijgt bijna medelijden met hem.

Daarbij had hij zich tot doel gesteld om alleen maar op te schrijven wat hij zag. “We would try to do honest reporting, to set down what we saw and heard without editorial comment …” To set down what we saw … Daar wilden de gastheren Steinbeck graag bij helpen. Uit de door Tolts bestudeerde archieven blijkt hoever men daarbij ging. Zo stond er in Oekraïne op nadrukkelijk verzoek van Steinbeck een bezoek aan een kolchoz op het programma. Hij wilde graag zien hoe het gecollectiviseerde platteland erbij lag, zo kort na de oorlog. Gesprekken met gewone boeren? Als dat zou kunnen! Het werd zelfs een bezoek aan twee kolchozen, want bij een bezoek aan één kolchoz zou de geachte schrijver misschien denken dat hem daar met de copieuze maaltijden en de politiek bijzonder goed geïnformeerde kolchozboeren en – boerinnen een oor werd aangenaaid.

Robert Capa

Robert Capa

Hier deel 2, deel 3 en deel 4.

Het Moskou van na de oorlog, gefilmd in kleur, met het commentaar van “een judas”.

(Eerste publicatie: 29-8-2012)

Moskou jaren veertig Stalin film documentaire

Tijdens mijn zeer bescheiden zoekwerk voor mijn vorige stukje (over panoramafilms in de USSR) stuitte ik op prachtige kleurenbeelden van het naoorlogse Moskou. Het betreft een documentaire van een kleine veertig minuten uit 2010, getiteld Tsvet zjzni. Nachalo (De fine fleur van het leven. Het begin), samengesteld uit fragmenten van bioscoopjournaals.

Je kijkt je ogen uit. (De kleurenbeelden beginnen op 1.18).


Naast nieuwbouw, zien we nog tal van houten huizen en ook moestuintjes. Modeshows, parades van gymnasten, zomerkampen voor pioniertjes, bijna lege straten met, eh, oldtimers, dakterrassen, een voetbalwedstrijd in het Dinamostadion (ik heb nog niet kunnen achterhalen welke precies)… Te veel om op te noemen. Mijn favoriete beelden: de parade van koeien (vanaf 29.19). En in de categorie ‘naïef en onbedorven’: de metershoge wietplanten op 22.36.

De gesproken tekst, gelezen door acteur Lev Doerov, is gebaseerd op de memoires van Aleksandr Tyrenko, volgens de toelichting bij de documentaire een ‘gewone Moskoviet’. Die tekst relativeert de voor het merendeel nogal opgetogen beelden. Bij nieuwbouw en verhuizende Moskovieten wordt opgemerkt dat heel Moskou op een wachtlijst stond voor betere woonruimte. Inwoners van Gorki (het huidige Nizjny Novgorod) schreven de regering in Moskou:  “We zijn dat geklets in de kranten en op de radio over het goede en gelukkige leven zo zat! De winkels zijn leeg, op de markt is alles duur”  (10.25).

Dat soort kanttekeningen zijn tegen het zere been van het groeiende leger USSR-adepten. Die krijgen daar een koliek van. Zo stuitte ik op deze reacties:

“Ze bouwen nieuwe huizen, en dat insect bromt over rijen. (…) Hij is uit een spleet gekropen vlak bij het riool, ze moesten die duizendpoot plattrappen”. Ook aardig: “Een brutale leugenaar, die commentator! Het is heel simpel om zijn grove geklets te ontmaskeren. Hij zegt dat hij toen een kind was (…), maar onder het masker van ‘ooggetuige’ vertelt hij heel volwassen dingen. Gewoon een judas.”  Waar dan weer reacties van anderen tegenover staan die de kanttekeningen onderschrijven.

Wat ik me afvraag: hebben alle fragmenten indertijd ook echt het bioscoopjournaal gehaald? Of zijn er ook niet uitgezonden beelden uit het archief gebruikt? Ik denk het laatste. Die aangeschoten man in het dorp (10.55), sowieso alle beelden uit dat dorp … Of  volgden die journaals het gebruikelijke stramien van de krantenartikelen uit die tijd? Eerst een lofzang op wat er allemaal al niet bereikt was onder de Sovjets, gevolgd door het onheilspellende woordje odnako, waarna een bepaalde misstand aan de kaak werd gesteld?

O ja, op 31.41, die zonnebril van Chroesjtjov! En van nog een paar figuren daar in de ereloge. En op 33.00, die mevrouw op dat bankje, weer zo’n zonnebril! Waren die in de mode? Werden die gratis uitgedeeld?

Naast nieuwbouw, zien we nog tal van houten huizen en ook moestuintjes. Modeshows, parades van gymnasten, zomerkampen voor pioniertjes, bijna lege straten met, eh, oldtimers, dakterrassen, een voetbalwedstrijd in het Dinamostadion (ik heb nog niet kunnen achterhalen welke precies)… Te veel om op te noemen. Mijn favoriete beelden: de parade van koeien (vanaf 29.19). En in de categorie ‘naïef en onbedorven’: de metershoge wietplanten op 22.36.

De gesproken tekst, gelezen door acteur Lev Doerov, is gebaseerd op de memoires van Aleksandr Tyrenko, volgens de toelichting bij de documentaire een ‘gewone Moskoviet’. Die tekst relativeert de voor het merendeel nogal opgetogen beelden. Bij nieuwbouw en verhuizende Moskovieten wordt opgemerkt dat heel Moskou op een wachtlijst stond voor betere woonruimte. Inwoners van Gorki (het huidige Nizjny Novgorod) schreven de regering in Moskou:  “We zijn dat geklets in de kranten en op de radio over het goede en gelukkige leven zo zat! De winkels zijn leeg, op de markt is alles duur”  (10.25).

Dat soort kanttekeningen zijn tegen het zere been van het groeiende leger USSR-adepten. Die krijgen daar een koliek van. Zo stuitte ik op deze reacties:

“Ze bouwen nieuwe huizen, en dat insect bromt over rijen. (…) Hij is uit een spleet gekropen vlak bij het riool, ze moesten die duizendpoot plattrappen”. Ook aardig: “Een brutale leugenaar, die commentator! Het is heel simpel om zijn grove geklets te ontmaskeren. Hij zegt dat hij toen een kind was (…), maar onder het masker van ‘ooggetuige’ vertelt hij heel volwassen dingen. Gewoon een judas.”  Waar dan weer reacties van anderen tegenover staan die de kanttekeningen onderschrijven.

Wat ik me afvraag: hebben alle fragmenten indertijd ook echt het bioscoopjournaal gehaald? Of zijn er ook niet uitgezonden beelden uit het archief gebruikt? Ik denk het laatste. Die aangeschoten man in het dorp (10.55), sowieso alle beelden uit dat dorp … Of  volgden die journaals het gebruikelijke stramien van de krantenartikelen uit die tijd? Eerst een lofzang op wat er allemaal al niet bereikt was onder de Sovjets, gevolgd door het onheilspellende woordje odnako, waarna een bepaalde misstand aan de kaak werd gesteld?

O ja, op 31.41, die zonnebril van Chroesjtjov! En van nog een paar figuren daar in de ereloge. En op 33.00, die mevrouw op dat bankje, weer zo’n zonnebril! Waren die in de mode? Werden die gratis uitgedeeld?

Duits wapentuig in Moskou op de enige bewaard gebleven Sovjet-kleurenfilm uit de oorlog

(Eerste publicatie: 20-6-2012)


Ik kwam dit filmpje tegen bij blogger Eugene. Volgens hem zien we hier de enige Sovjet-kleurenfilm uit de Tweede Wereldoorlog die bewaard is gebleven. De titel: Trofeeën van grootse veldslagen, gemaakt in 1943.

Het zijn intrigerende beelden, niet alleen vanwege die kleuren.

Met de toenemende successen van het Rode Leger ontstond er een probleem: wat doe je met al het buitgemaakte materieel? Als leek sta je daar niet zo bij stil, maar inderdaad: je laat al die tanks, vliegtuigen, kanonnen, vrachtwagens  en pontonbruggen niet zo maar wegroesten.

In april 1943 werd er een speciaal Trofee-comité gevormd dat zich moest gaan bezighouden met het verzamelen, afvoeren en sorteren van buitgemaakte spullen en plannen moest opstellen voor hergebruik. Twee weken later werden de taken en bevoegdheden nader gespecificeerd. (De betreffende verordeningen vindt u hier en hier, in het Russisch.)  De bevelhebbers aan het front dienden transport ter beschikking te stellen. Er werden demonteer-eenheden gevormd en er kwamen speciale afvoertreinen met hijskranen en (buitgemaakte) locomotieven. Bij de afvoer richting stations diende in eerste instantie gebruik te worden gemaakt van “leeg terugkerende wagens” (“с использованием в первую очередь обратного автопорожняка” – prachtig!). Het Trofee-comité diende ook nog zorg te dragen voor de inrichting in Moskou van een permanente tentoonstelling van buitgemaakt materieel.

Het filmpje bovenaan is gemaakt op die tentoonstelling in het Gorki Park. Die werd geopend op 22 juni 1943 (exact twee jaar na de Duitse invasie), werd voortdurend aangevuld en sloot uiteindelijk pas in 1948 haar deuren. Veel materiaal kwam terecht in het Museum van de Strijdkrachten van de USSR.

De propagandistische waarde van het filmpje is groot. Op het oog onbezorgde Moskovieten (let op het aantal dames in zomerjurken) wandelen tussen het oorlogstuig van de vijand, die – dat kan niet anders – gewoon verslagen gaat worden. Het bewijs is eigenlijk al geleverd, kijk maar. De ironische toon van de commentator (acteur Boris Tsjirkov) doet de rest.

Hier een korter, kaler filmpje, zwart-wit, met Duitse ondertitels (“sechsläufiger Granatwerfer”):


En in dit filmpje (vanaf 1.20) brengen “kameraden” van de Britse vakbonden in 1943 een bezoek aan de Moskouse tentoonstelling. Het onderwerp daarna in dit bioscoopjournaal (vanaf 2.26) is trouwens ook de moeite waard. Onder de titel: ‘Meer turf!” zien we beelden van Russisch turfwinning. Rond de tijd dat die beelden gemaakt werden, stond ook mijn vader turf te steken, in de buurt van Stolwijk:



De Izvestija van 22 juni 1941...

(Eerste publicatie: 22-6-2010)

Een beklemmend overzichtje van artikelen in de Izvestija van 22 juni 1941. Tussen het ter perse gaan en het verschijnen van de krant, waren Duitse troepen de Sovjetunie binnengevallen. De krant was plots een teken uit een wereld die al niet meer bestond.

In Moskou is een tentoonstelling over Lermontov in voorbereiding, in Astrachan is een driedaagse jaarmarkt begonnen, in Kiev wordt een nieuw stadion geopend. “Het stadion is versierd met vlaggen en portretten van partij- en regeringsleiders. 22 juni wordt een wedstrijd gespeeld uit de voetbalcompetitie van de USSR tussen Dinamo Kiev en de voetballers van het Rode Leger”…

Het overzichtje is te vinden op het weblog van Periskop.